We gebruiken zo veel mogelijk de letters uit de Nederlandse standaardtaal om klanken weer te geven

Accenten worden aan deze toegevoegd om te verwijzen naar de aanleunende klank

We gebruiken zo weinig mogelijk karakters/lettertekens

 

We gebruiken meerdere tekens voor eenzelfde klank

Elk klankteken heeft slechts één uitspraakmogelijkheid

 

LETTERS

Ons alfabet bestaat uit 26 lettertekens die op zich en in combinatie met mekaar een of meerdere klanken vertegenwoordigen. Hier vertegenwoordigt elk klankteken in een bepaalde gedefinieerde positie slechts één klank.

 

MEER EXPLICIETE OPENINGSGRAAD:

é/á = meer open uitspraak van open klinkers e en a 
ó/ú/í = meer gesloten uitspraak van gesloten klinkers o/u/i

 

BIJKLANK

Toegevoegd aan het tweede letterteken van de klanksymbolen oe, oo en ao, ie en ee kan dit een meer open naklank onderscheiden van de neutrale, die wordt weergegeven met ¨.

Vb. stroét [oe+ò/a] (Lonerlandse, Zolder), stroót [oo-ò/a] (Zonhoven), haós [ao-a] (Piringen), zién [ie+è/e], leéve [ee-e/é]

 

Dikwijls worden daaropvolgende dentale klinkers (daardoor) gemouilleerd uitgesproken. Men kan overwegen om in dit geval de mouillering al dan niet weer te geven met de letters i of j zoals gebruikelijk

Vb. Haóle, haóne [hao-ajlë, hao-ajne] (in bepaalde Lonerlandse dialecten)
Laát [Laa-ájt] (Hechtels).

In tegenstelling tot accent aigue geeft het accent grave (stripke nó onner) aan dat de klinker in openingsgraad minder expliciet wordt uitgesproken. Gesloten klanken worden dus minder gesloten uitgesproken en open klanken minder open:

ò (minder gesloten dan o)

ù (minder gesloten dan u) -> waar het Nederlandse woord letter u heeft (de hùt)

ì (minder gesloten i = è) -> waar het Nederlandse woord letter i heeft (heë ìs)

è (minder open dan e)

à (minder open dan a)

 

TOEVOEGING NAKLANK

IE+è = zièn

EE+è = leève

 

*Enkel bij Truierlandse dialecten wordt dit accent toegevoegd bovenaan het tweede letterteken van de klanksymbolen oe, uu en ie vóór medeklinker R om de (uitzonderlijk) korte uitspraak van die klinkers weer te geven: boèr, vuù(j)r, vièr

 

Wanneer zoals in Tongerlandse en Bilzerlandse dialecten het twee korte evenwaardige klinkers betreft of wanneer de nadruk mogelijks zelfs net iets meer op de laatste klinker wordt gelegd, dan wordt volgende notatie gebruikt (lees ook: openende tweeklanken)

strwót, sjwól [oe+ó] of strwot [oe/oo+ò]*
vyur, kyuzze [uu+u/ù]
vieer [ie+i] of vjèr [ie/ee+è]

*wanneer deze tweeklank gevolgd wordt door een gemouilleerde medeklinker dan wordt deze door een i of j voorafgaan strwóit, sjwoil (lees ook: mouilleringen)

 

VERLENGDE UITSPRAAK KLANK

Verlenging van de klank door toevoeging bovenop (laatste) letterteken
Hând - hônd - mîn - mês = halflange of sleeptonige uitspraak van de korte (Nederlandse) éénletterige klinker
Hoês - tiêd - kruûs = lange uitspraak van de gesloten klinkers*
eê - aâ - oô = uitzonderlijk lange uitspraak of om onderscheid te maken tussen lange klanken met stoot- en sleeptoon. Bv. Hasselt make giet da maake
eî, êi = wanneer één van de twee klinkers van een tweeklank langer of meer benadrukt wordt uitgesproken

 

*vóór de medeklinker 'r' worden oe-uu en ie in het Nederlands en ook in de meeste Limburgse dialecten 'automatisch' lang uitgesproken: boer-vier-vuur. Daarom wordt het accent circonflexe hier nergens genoteerd. Spreekt u deze als Limburger kort uit, dan bent u wellicht afkomstig uit de Truierlandse dialectregio. Deze 'uitzonderlijk korte klank' wordt weergegeven door toevoeging van ` bovenop het tweede klinkerteken: boèr, vuù(j)r en vièr. (Deze klanknuance gaat in deze regio meestal gepaard met een scherpere uitspraak van de oe (meer vooraan in de mond, een tussenklank tussen oe en uu als het ware). Deze tussenklank komt ook voor in het Hessels.
Zie: ~ (accent circonflex of kepke)

 

BIJKLANK (NASLAG): leëve

KLANKVERSCHUIVING BIJ VERVOEGING: köpke, sjäöpke

-> progressieve spelling: männeke, bäk - büm - 0/ -   

1. Toegevoegd bovenaan de laatste letter* van een tweeletterig klanksymbool duidt dit op een lichte neutrale naklank, dikwijls een doffe ë. 

groët , schoöl, hôös (Zonhovens), raöd, ràäd, [aä]
gruüt (Maaskempens), [eü], [èü*]

dië (in West-Limburgs), biës (Dilsen), leëve

 

*enkel bij de IJ zal de ë achteraan worden toegevoegd: tijed

Door de naklank ontstaat een tussen J of W die door sommige dialectschrijvers wordt weergegeven groewet, houwes, dieje, fiejest, leejeve... 

 

Wanneer deze naslag geen neutrale, maar een meer open achterklank is, dan kan eventueel geopteerd worden om de notatie te vervangen door ` (accent grave of stripke umleëg). Ik denk aan het Zonhovens dialect dat ik als kind veel heb gehoord waar er een klankverschil is tussen stroöt (strot) en stroòt (straat). De startklank is dezelfde [oo], maar tussen de naklank is een verschil tussen een doffe ë en een meer open a. Ik noem deze laatste klank een openende glijklank (van oo naar a). Lees: ` (accent grave of stripke omleëg)

 

2. Enkel wanneer een klankverschuiving in de vorm van een umlaut zich voordoet bij vervoegingen/verbuigingen van woorden, wordt dit teken toegevoegd bovenaan het letterteken

Korte klanken:

de "e" als "ä": hand-händje-hänj-hännig, bak,bäkske,bäk, wang-wängske-wäng, bakke-bäkker
de "ù" als "ö": bos-böske-bös

de "u" als "/": hukske (als verkl.w. van hók), heë kumt (hij komt)

 

Lange klanken:

de "uu" als "ü":
büm/ büüm (kort vs lang (met naslag) (büm =[buum] (Zonhovens) VS büüm = [buuëm/buûm] (Sint-Truiden) (mv. van boem)

 

de "èù" als "äö": sjäöpke, blaör

de "eu" als "//": hxxkske (als verkl.w. van hook)

Soms komen ook ontronde versies voor van de verbuiging. Deze zullen geschreven worden met het standaardteken voor de betreffende gespreide klank.

Bv. teëfelke, verkleinwoord van toòfel

 

Umlauts die tot stand kwamen maar geen morfologische waarden hebben (basiswoord met een geronde achterklinker en zelfde openingsgraad, zullen genoteerd worden met het standaardteken in de tabel:

Bv. vùrm (als "Limburgse klankverschuiving" van o voor R+m/f/g...)

 

GERONDE ACHTERKLANKEN

OPENINGS-

GRAAD

LANG

VOORBEELD 

KORT

VOORBEELD

1

BOER

Voêt (Zonhovens)

Moer (muur)
Hoês (huis)

VOET

groet (Zonhovens)
boèr (Sint-Truiden)

2

WOORD - MOLEN

GROOT - BOOM

Book (Boek)

Groot (~AN OO)

Mot (Fr)

Bók (~AN OE)
Kómme (komen)

3

LORD (Eng)

Hôôs (Hechtels huis)
Ôôf (Spouwens af)

BOK

Bok (=AN O)

4

TALL (Eng)

Taol (~AN AA/A)

5

CAR (Eng)

Taàl (~AN AA/A)
Kaàd (Truidens koud)

MAN

Man (=AN A)

6

TAAL
STRAAT

Taal (~AN AA)
Kaad (Zonhovens koud)

Man (Dts)
HANDJE

THÁÁS (Truidens thuis)

GERONDE SLUITENDE TWEEKLANKEN (Achterklank)
Geronde achterklinkers die overgaan in en eindigen op een meer gesloten klinker
Gekend in het Nederlands = OU (ook als au geschreven) [ao+oe]

 

U wordt toegevoegd aan de notatie voor de eerste klinker:

ÓU - getróuwd (Vroenhoven)
OU - [Eng cope] koupe
ÒU* [Dts auch] gròut
AU - haus (Tongeren), spauk (Bilzen)
ÁU* - táu

 

De u kan vervangen worden door W wanneer het een korte stoottonige klank is en/of wanneer het een zeer gesloten eindklank betreft: ów, ow, òw, aw, áw*

Wanneer de eerste klank opvallend lang is wordt aan de notatie voor die lange klank een W toegevoegd: oow, ââw, aaw - ôu

*ÕU - grõut (Kozen)
*ÉW

 

*klanken oei, ooi, aai - geronde klinkers eindigend op IE/J - komen voor in het Nederlands en worden ook wel onechte tweeklanken genoemd. De notatie wordt overgenomen:

OEI -  
OOI - gooi -
AAI - taaid (Tongeren) - haai (Kinrooi) 

Wanneer de eerste klinker kort en stoottonig is, wordt aan de notatie voor die korte klank een J toegevoegd: gójje, tajd

ÓJ - gójje (Zolder: goede)
AJ - tajd (Millen) - tájd (Sluizen)

 

GERONDE SLUITENDE TWEEKLANKEN (Voorklank)

Geronde voorklinker die gevolgd wordt door de gesloten klinker UU 

J of I wordt toegevoegd aan de notatie voor de eerste klinker:

uuj/új - de gruuj (Boekhout)
euj/uj - 
ui/ùi - vùil (xxx)

Wanneer de nadruk op een van beide klanken wordt gelegd, kan het ^ bovenop de betreffende klank toegevoegd worden: ûi - uî (uiwch) 



GESPREIDE SLUITENDE TWEEKLANKEN (Voorklank)

Gespreide voorklinkers gevolgd door meer gesloten klinker
Gekend in het Nederlands = EI (ook als ij geschreven) [ê/eì+ie]

'IEJ - EEJ i-j/eèj - EI èi/êi - EJ/êj - ÉJ/AEJ

 

 

BEGINKLANK/EINDKLANK +OÊ/oe +OO/ó +AO/ò +ÂÂ/a +AA/á doffe ë
OÊ-oe oèw - OEW wó - OË WO [oè+ò] wovvëd OÉ [oê+ò] OEÀ Thoeàr OEÁ
OO-ó óu - OOW OÔ* ÓA dóa WÁ (oase)
AO/ÔÔ-ò òw - ÔU AÓ haós AÓ paól (S-H-Hern)
ÂÂ aw - ÂW AU hau ÂÄ X âä
AA-á áw - AAW ÁW ÁU

GERONDE OPENENDE TWEE- OF BIJKLANKEN
Geronde klinkers die overgaan en eindigen op een meer open klank

 

OE+

OO/ó+


AO

ÀÀ

AA

OE

oew - oèw

oow - óu - ów

OO/ó

wó (dwó)

 

AO/ò

wo (wovvëd)

oö (toöfel)

ÂÂ/a

oeà (Thoeàr)

óa (tóafel)

aó (haós)

AA/á

GERONDE VOORKLINKERS

 

1

BUUR

FUUT

2

LEUT
BEUK

HUT
BUK

3

MOTEUR (F)

ù

 

GESPREIDE VOORKLINKERS

 

1

BIER

Neet

BIET

2

BEEK

BIK

3

4

~AIR (Am. Eng)
~AIR (Frans)

Peìrd

SECHS (Dts)

5

MAN (Eng)

Pèèrd

ZES

6

BAD (Eng)

Paerd

Naet

Thaes

UI = ù+uu

HUIS

BEGINKLANK/EINDKLANK UU EU ÈÙ - doffe ë
UU yu
EU uw X
ÈÙ ui/uiw öú ui èü - *õä
ui-ùi

TWEEKLANKEN

EI/IJ = e+ie

Sluitende tweeklanken

 

EI-klanken in dialect

Korte klinker + j: èi, ej / éj
Lange klinker + j: êi / aej
Nadruk 2de klinker: eî

 

 

KLEIN - TIJD

HUIS

HOUT - SAUS

 

wóp
wovvëd

vyur
vjùr

vieer
vjèr

 

Onechte tweeklanken

AAI-OEI

 

Openende tweeklanken/glijklanken

WÓ = oe+oo
WO = 

YU = uu+eu
JÙ = uu+ù

IEE = ie+ee
JÈ = ie/ee+è

ee+àà = gían/gjààn
uu+oo = kyoze

 

 

LENGTE-SYMBOLEN

Net zoals in het Nederlands worden "de lange tweeletterige klanken met éénzelfde leesteken" oo, aa, uu en ee in een open lettergreep enkel geschreven*. Zo ook voor de dialectische klanken èè, ââ en ôô

Bv. Koke, make, kure, kere - lève, mâke, hôte

*wanneer de EE, EU en OO staan voor de meer gesloten Nederlandse klanken IE, EE en OO (Leeve, breur en mooder) dan is dit in de Limburgse dialecten steeds een lange sleeptonige klank, geëvolueerd uit de oude West-Germaanse tweeklank. In kaart: Maaslandse Monoftongering

'Extra' lange klinkers kunnen in een open lettergreep dubbel geschreven worden, eventueel om zo een verschil in sleep-stoottoon van een lange klinker weer te geven. Een miniem intonatieverschil kan een woord een andere betekenis geven. Dit taalverschijnsel is ook gekend in het Zweeds en het Chinees. In kaart: Tonaliteit.
(De verkeerde toepassing ervan verraadt dan ook steeds de afkomst van een niet-Limburger, ook na jaren van inburgering. -> bij kaart tonaliteit)

Tweeletterige klanken met verschillende tekens zijn in gesloten en open lettergreep hetzelfde geschreven) -> weglaten

 

Dit symbool kan gebruikt worden om weer te geven dat geronde achterklinkers meer vooraan in de mond worden uitgesproken.

De õe tussen oe en uu (bv. grõët te Sint-Truiden)
De õo tussen oo en eu (bv. tõre te Sint-Truiden, Hasselt)
De ão tussen ao en èù (bv. hãös te Hasselt)

Omdat het Hasselts geronde voorklinkers uu, eu en èù uit omliggende dialecten anders (ontrond) uitspreekt, en bij gebreke aan de "gewone eu en èù" in hun dialect, ervaren vele Hasselaren deze klinkers als zodanig en worden ze ook zo genoteerd door plaatselijke dialectauteurs. Om deze reden worden deze Zuid-Demerlandse klanken niet weergegeven door de toevoeging van ~, maar wel als volwaardige geronde voorklinkers: nl. thèüs keume i.p.v. thãös kõme.

De 'fonetische lezer' moet er bij de Demerlandse dialecten rekening mee houden dat er een verschil is in uitspraak tussen de Hasseltse klanken uit keume en hèüs en de noordelijke Demerkempense klinkers uit reus en kruís (krèùs) omdat deze laatstgenoemde klanken in het Demerlands systematisch ontrond werden tot grien, rees en krèès -> zie kaart ONTRONDING in Limburg -> zorg ik voor heb alle gegevens

(Ontronding: deze klankwijziging maakt dialecten moeilijker verstaanbaar, meer nog dan de umlautvorming doordat de stand van de lippen wordt gespreid, zo denken we ook aan de Brabantse dialecten uit Leuven of Aalst.

Zo klinken Maaskempense dialecten al veel meer zoals de Maaslandse, wanneer we de ontronding zouden negeren.
(bij Maaskempens:
lokale klankwijzigingen
- ontronding van geronde voorklanken (-> kaart ONTRONDING)
uu -> ie
eu -> ee
èù -> eì (of èè)
ui -> ei
u -> i
ù -> è
(openingsgraad blijft steeds behouden, enkel de stand van de lippen veranderen van gerond naar gespreid)

 

- 'hoger' uitspreken van de geronde achterklanken (umlaut):
oe->uu
ook: oë->uü
oo-> eu
ao -> èù
ou -> ui [ù+ie] of uiw [ù+uu]
ó -> u
ò -> ù
(ook hier verandert de openingsgraad van de mond niet, enkel de plaats waar de klank wordt gevormd verschuift naar voor waardoor de toon verhoogt...??)

 

-> zie ook Eerste Hoogduitse klankwijziging (umlaut): onderscheid klinker AN oe (oe vs uu (gruun)), deze lijn loopt ten Westen van het Brabants. Omdat later in Oost-Vlaamse dialecten een lokale umlaut ontstond, is de aanvankelijke ligging van deze isoglosse van

 

 

Hiermee worden tweeklanken bedoeld bestaande uit twee klinkers die enkel in openingsgraad verschillen, beginnend met de neutrale klinker en eindigend op een meer gesloten klank.

Het Nederlands kent slechts 3 (officiele) tweeklanken die we kennen in het Standaardnederlands (OU/AU, UI en EI/IJ)

3 klinkers, maar toch 5 verschillende tekens. Kennis van je Limburgs dialect kan je helpen met Nederlandse dictees, maar ook bij het aanleren van Duits of andere Germaanse talen. Achter de verschillende schrijfwijze schuilt dikwijls een historisch onderscheid in klank dat in het Limburgs werd behouden.

 

OU (AU): uitspraak [ò+oe], in het Nederlands (radio en televisie) is een zekere tolerantie over de openingsgraad van de beginklank gaande van een open á (Brabantse/Kempische en Hollandse dialectsprekers) tot ò of ô (Limburgse dialectsprekers). Deze beginklank doet de afkomst van de spreker dikwijls raden.

Per definitie bestaan Nederlandse tweeklanken uit twee even benadrukte klanken. West-Vlamingen leggen dikwijls meer de nadruk op de eindklank (de historische eenklank, die in hun dialecten ook nog voorkomt).

 

In kaart: AN OU/AU

(4 isoglossen: aad hoot en aud hout en ald holt + aad haat + ôôd hôôt? en dan ??** Tessenderlo... en hoe in Brab/Kempische dialecten??)

 

UI: uitspraak [ù+uu]. Ook hier worden in het Nederlands (radio en televisie) bepaalde nuances aanvaard. Limburgers spreken ook deze klank in het Nederlands dikwijls met sleeptoon uit, terwijl Brabanders neigen om deze klank als een meer open eenklank uit te spreken. De West-Vlaming zal ook hier weer vlugger de nadruk leggen op de (historische) eindklank.

in kaart: AN UI
KRUÌS HÔÔS en KRUUS HOÊS

 

EI (IJ): uitspraak [e+ie]

XXXX

 

In kaart: AN EI/IJ -> zùrg ich veur! behalve oere coté en in Brabant/Kempen...
(isoglossen: GEET TIJD en GÈIT TIÊD of TEED en GÈIT TIJED (verschil sleep/stoot in Lonerlands bv. en ook miniem klankverschil (korte ee+j vs eì+je) 

 

Zoals hierboven aangehaald dat een zekere tolerantie wordt toegestaan in de uitspraak van de Nederlandse tweeklanken, zo zijn er zeer minieme verschillen op te merken waarmee inwoners van verschillende nabij gelegen dorpen zich kunnen onderscheiden.

Ik denk aan de Lonerlandse ou-klanken en ei-klanken.

Aan tweeklanken eindigend op oe wordt aan notatie van eerste klinker een u of w (bij stoottoon) toegevoegd.
Wanneer de tweeklank eindigt op ie of uu (bij ui) zal dit zoals in het Nederlands aangegeven worden met de i of j.

Bv.
gröut (Hoepertingen) vs gròut (Alken) vs growt (Borgloon) vs graut (Bilzen) of gróut (XXX), of aan naslagen die van mekaar verschillen.

groët [oe+ë]: Dilsen, Uikhoven VS
groét [oe+a]: Valkenburg
gróat (of groòt) [oo+a]: Boorsem

 

Indien de nadruk feller gelegd wordt op een van de twee klinkers dan kan dit ook met het verlengingsteken ^ worden weergegeven) 

Bv. mèis [è+ie] vs meis/mêis [eì+ie] vs meîs [e+iê]

Voor de pag. van SLEEP STOOTTOON

Enkele vb'n: hôôs, bôôte (sleeptoon basiswoord AN UI-Wgerm OE) vs hùiske (het verkleinwoord) VS dowf 
ne kaâ voêt VS kaa vuut (zowel bn. als zn. stoottoon mv. sleeptoon enk.voud)
tîjd vs pijn, wat een tijde-> zie kaart betoning
êrm vs erm (arm vs armen) maar ook onderscheid in intonatie van bn. voor enk. of mv. nen êrme mins vs erm minse of volgens de aard van het woord (als bn. of ...) 

??? oorzaak en onderscheid tussen Wgerm OE/IE met en zonder sleeptoon
IJ in Dommellands is IE behalve bij stoottoon (bv. vervoegingen: verkl.w (bv. viêf en vijfde) en ?historisch onderscheid? (bv tiêd, maar wel pijn...) 

Zo ook onderscheid tussen AN IJ-klank (in 'Tongerlandse overal ai-klank', in Bilzerlands onderscheid tussen ai (in geval van stoottoon, bv. ), Maaslandse EE (teêd) en West-Limburgse IJ (bv. XXX) 

 

Per Nederlandse klinker of tweeklank ziet u op kaart hoe deze klinkers overal binnen Limburg anders uitgesproken worden.

Drieklanken zijn in het Nederlands ongekend maar komen in enkele Limburgse dialecten ook voor. 

 

 

SPELLING

INLEIDING: in standaardtaal
Aan de definitie van dialect wordt dikwijls toegevoegd dat het een officiële spelling ontbreekt. Dit is meestal wel zo, maar daarom nog niet medebepalend als definitie.

Er bestaat voor het Limburgs nl. al geruime tijd een spelling, nl. de Veldeke-spelling, die werd ontwikkeld in Nederlands-Limburg en doorheen de tijd enkele aanpassingen kende. Deze spelling is dan niet bindend maar wel een zeer goede richtlijn voor het schrijven van de meeste Centraal- en Oost-Limburgse dialecten in NL- en Belgisch-Limburg (Maaslands, Maaskempens en Dommellands).

De Veldeke-spelling werd niet opgesteld door onze Middeleeuwse Spalbekenaar en eerste schrijver van het (Midden-)Limburgs, maar wel door de Veldeke-vereniging die zich sinds 1920? inzet voor het behoud en de instandhouding van het Limburgs.

Uiteraard opereerden zij binnen hun staatsgrenzen. Niet dat de Limburger uit Nederland zo veel anders werd ervaren en benaderd door regerend Holland dan de Limburgers aan onze kant van de Maas, doch zij zijn de Belgische taalpolitiek en de indirecte obstructieve gevolgen bespaard gebleven en staan daardoor enigzins verder in hun taalwaardering en -bewustzijn.

Zo luister ik regelmatig naar L1 omdat daar Limburgs wordt gesproken op de radio, +++ en ook Limburgse muziek veel meer wordt gepromoot +++ aanvaard als spreektaal in openbare overheidsgebouwen, door personeel overheid, bejaarden- en thuiszorg.

Lees ook: "Europees Handvest voor XXX" Belgisch-Limburgs erkend door Europa: in Nederland, in Wallonië?,... maar niet in Vlaanderen" -> nog schrijven desnoods

Ik volg enigszins deze spelling, maar wijk er soms vanaf. Zo schuif ik in openingsgraad voor wat betreft de "èè-klanken". In Belgisch-Limburg kunnen we goed 3 verschillende èè-klanken erkennen, die van mekaar verschillen in openingsgraad, ook binnen éénzelfde dialect.

eì (éénklank van ei)
èè (uit être)
ae (zeer open), ~bad (Eng.)]

 

Bij het uitschrijven van Maaslandse en Maaskempense teksten verschuif ik de openingsgraad om enigszins aan de gevestigde Veldeke-spelling tegemoet te komen. Bij ontbreken aan de zéér open ae, zal dit laatste symbool er gebruikt worden voor de meest open èè-klank uit dat dialect.

 

Wanneer de dialectische klank zich enkel onderscheidt van het Nederlands doordat het een verlengde eenklank betreft van het eerste lid uit die Nederlandse tweeklanken (ÌJ-EÌ-UÌ), werd geopteerd om deze klank over te nemen en een ` er aan toe te voegen om te duiden op de eenklank. 

Dit geldt voornamelijk voor de West-Limburgse dialecten die voor een stuk de Brabantse klankontwikkelingen van de oude gesloten klinkers doorvoerden. In Centraal- en Oost-Limburg komt steeds de oude Germaanse IE-en UU-klank voor.

Deze Brabantse ontwikkeling was mede bepalend voor de vorming van het Nieuw-Nederlands (in KAART AN IJ - AN UI: huis-kruis OK behalve Getelands/Brabants) - tijd-geit -> OK behalve Getelands/Brabants). Ook het Brabants (en ook Hollands meende ik) kent hier een eenklank, doch uitgesproken met de mond meer open . Vb. tìjed (West-Limburgs met dalende toon) vs tíjd (Truierlands met monotoon) vs tèèd (Tessenderlo, Leuven?), taed (??), taäd (Antwerpen).

In het Centraal en Oost-Limburgs bleef in deze woorden de oude Westgermaanse vorm behouden (tiêd, klèin (als tweeklank), hoês en kruûs. De ei/èè klanken komen er in sommige dialecten met de Nederlandse EE.

Ook omdat in Belgisch-Limburgse dialecten 3 verschillende openingsgraden in èè-klanken voorkomen, zal de nog meer open klinker hier als ae worden weergegeven (tussen aa en èè) in bv. naet (Val-Meer), paerd (Hechtel), maert (Overpelt).

 

Oost-Haspengouwse dialecten kennen evenmin de ìj-klank in woorden met Nederlandse ij, maar omdat daar dialecten zijn die een èè-klanken hebben met drie verschillende openingsgraden, wordt hier ook de notaties eì, èè en ae gebruikt zoals hier in de klankenpallet aangegeven.

 

Omdat de Maaskempense en Maaslandse dialecten wat de ontwikkeling van deze historische klinkers betreft aansluiten bij de Limburgse dialecten uit Nederland en omdat toch heel wat lokale dialectschrijvers zich deze spelling hebben eigen gemaakt, zal hier ook geschoven worden met de notatie in verhouding met de openingsgraad en wordt de Veldeke-notatie overgenomen.

 

Dit zelfde principe geldt ook voor de èù-klank. Wanneer deze het equivalent is van de Nederlandse UI dan zal deze eenklank worden weergegeven door toevoeging van ` (bv. kruìs).

In Centraal- en Oost-Limburgse dialecten komt deze klank enkel voor als verbuiging (umlaut) van de geronde achterklinker AO (sjäöpke, verhäölke). In deze vorm (als vervoeging d.m.v. umlaut) wordt ook deze notatie steeds gebruikt: bv. däög (XXX) +++ lees ook: ¨ (umlaut-teken).

Wanneer deze klank ontleent is uit het Frans wordt de notatie èù gebruikt: bv. motèùr, blagèùr...